Een zadel kopen: hier moet je op letten

Een hoogwaardig zadel kan een dure investering zijn, maar is wel de moeite waard. Het gaat immers om de gezondheid en het welzijn van het paard en dus om het prestatievermogen. De aanschaf van een zadel is een lastige zaak. Neem er dan ook voldoende tijd voor en beoordeel de pasvorm van het zadel met een kritische blik. Voordat je een keuze voor een zadel kunt maken, moet je enkele punten bekijken en analyseren, zodat zowel de ruiter alsook het paard hier lang van kunnen genieten.

Zadelmaker meet de rug van het paard

Beoordeling van het zadel: past het zadel bij mij en mijn paard?

Als je een zadel koopt, moet je het uitgebreid bekijken en beoordelen. Het zadel moet in eerste instantie bij het paard passen. Elk paard heeft een individuele rugvorm die bovendien door leeftijd, gewicht en spiermassa in de loop der tijd kan variëren. In zijn basisvorm moet het zadel bij de welving van het paard passen. Hierbij speelt de vorm van de zadelboom een doorslaggevende rol, maar ook de vorm en afmeting van de zadelkussens en van het kopijzer. Hiervoor moet de zadelmaker het paard opmeten om ofwel een aanpasbaar model te vinden of op basis van de vastgestelde maten een zadel op maat te maken.

Aan de andere kant moet een zadel ook passend zijn voor de ruiter, zodat hij comfortabel en ontspannen kan zitten. Bij de zadelbeoordeling vanuit het oogpunt van de ruiter is het zitvlak van belang. Een goed zadel is niet snel gevonden. Daarom moet je bij elke pasbeurt minimaal 20 minuten op het zadel rijden en wel in alle gangsoorten. Want pas na een bepaalde gebruiksduur is het zadel ingezeten, omdat het materiaal dan dienovereenkomstig meegeeft. Hoe vaker en intensiever het zadel wordt gebruikt, des te sneller is het ingezeten.

„Boom en kussens moeten bij het paard passen, het zitvlak en de lengte van de zadelflap moeten bij de ruiter passen.“

Julie Richardson, 1981

De zadelboom bepaalt de welving van het zadel

De welving van het zadel wordt door de welving van de zadelboom bepaald. Bij een op maat gemaakt zadel is dat geen probleem, want de zadelmaker kan de rug van het paard opmeten en zelfs een 3D-model maken dat als basis voor het op maat gemaakte zadel dient. Bij confectiezadels of gebruikte zadels is het vinden van de juiste zadelboom wat lastiger, omdat hier de basis van het zadel al is voorgevormd. Afhankelijk van de staat van het zadel en de wattering kan de zadelmaker de pasnauwkeurigheid enigszins bijstellen. In de basisvorm moeten paard en zadel en de zwaartepunten echter bij elkaar passen.

Als de welving van de zadelboom te klein is, maakt het zadel als een brug voor en achter contact, maar niet in het midden. Dat leidt tot drukpieken, gespannen spieren en kan zelfs ontstoken spieren tot gevolg hebben. Dit brugeffect kan tijdens het paardrijden, als het paard de rug optilt, laat zakken of buigt verder worden versterkt.

Als de welving van de zadelboom te groot is, maakt het zadel in het midden contact en duwt tegen de gevoelige doornuitsteeksels – het wervelkanaal blijft niet vrij. Dit effect wordt nog eens versterkt als het paard de rug opbolt, wat eigenlijk een trainingsdoel is, maar bij een niet passend zadel tot pijn bij het paard leidt.

Zadelmaker meet de rug van het paard

Tijdens de aanschaf van een zadel moet je het zadel samen met de zadelmaker of zadelaanpasser in verschillende houdingen en posities van het paard testen. Hiervoor moet je heel wat fijngevoeligheid aan de dag leggen en verschillende meettechnieken toepassen om te achterhalen of de welving van het zadel bij de welving van het paard past.

Als je een zadel koopt, moet je op een glad zitleer zonder vouwen letten en controleren of de zadelboom op bepaalde plaatsen duidelijk asymmetrisch is. De zadelboom mag niet piepen of knarsen en je mag hem niet merkbaar kunnen bewegen. Beweging, vouwen in het zitleer en ongewenste geluiden wijzen op beschadigingen van de zadelboom.

Het zitvlak wordt eveneens door de zadelboom beïnvloed en dat is een belangrijk criterium voor de ruiter. Deze mag immers niet door de voor- en achterboom in zijn bewegingsvrijheid worden beperkt. Meer informatie over de grootte van het zitvlak vind je in het betreffende gedeelte.

Voldoende schoftvrijheid door de juiste kamerbreedte

Een van de belangrijkste criteria bij de aanschaf van een zadel is de schoftvrijheid die o.a. door de kamerbreedte wordt gewaarborgd. De schoft wordt door de lange doornuitsteeksels van de 3e tot 8e borstwervel gevormd die alleen door een dunne huidlaag zijn bedekt. Dit deel wordt dus niet zoals de resterende wervelkolom door een lange spier beschermd en is daarom erg gevoelig voor druk en wrijving. Het zadel moet dan ook zo geconstrueerd zijn dat de schoft vrij blijft.

schoftvrijheid
kamerbreedte  vs. boommaat

De kamerbreedte bepaalt de breedte van het zadel. De binnenafstand wordt tussen de twee kussenaanzetten gemeten. Vaak wordt de kamerbreedte met de boommaat, dus de afstand tussen de boomtakken van het kopijzer, verwisselt. Maar deze twee waarden komen niet met elkaar overeen! Terwijl de boommaat door de hoek en lengte van het kopijzer wordt bepaald, wordt de kamerbreedte door de vorm en dikte van de zadelkussens bepaald. Hoe dikker de kussens en hoe verder ze boven op het zadel zijn bevestigd, des te kleiner is de kamerbreedte. Als de kussens verder naar beneden zitten, ontstaat een grotere afstand en dus is ook de kamerbreedte groter. Hoe groot de kamerbreedte voor het paard moet zijn, wordt door de schouderbladen en de schoft bepaald.

Als het kopijzer te breed is, zal het zadel op de schoft duwen en zadeldruk veroorzaken. Als het echter te klein uitvalt, raken niet alleen de spieren rond de schoft bekneld, maar het zadel is dan ook niet stabiel. In veel moderne zadelmodellen worden veranderbare kopijzer gebruikt die ofwel traploos kunnen worden ingesteld of gewoon kunnen worden vervangen.

Hoek van het kopijzer

De kamerbreedte wordt veelal met het kopijzer en de hoek ervan verwart, wat bij de zadelbeoordeling en -aanpassing tot problemen kan leiden. Ze gaan weliswaar hand in hand, maar moeten toch van elkaar worden onderscheiden. Het kopijzer bepaalt enerzijds de boommaat, die de ruimte tussen de twee punten van de boomtakken aangeeft, en beschrijft anderzijds de hoek van de paardenschouder. Op de boommaat kun je bij de aanschaf van een zadel niet vertrouwen, omdat die per zadelmodel en fabrikant steeds op een andere manier wordt gedefinieerd. Want zelfs bij hetzelfde zadelmodel kan de boommaat variëren, omdat deze ook door de lengte van de boomtakken wordt beïnvloed. Hoe langer de boomtakken, des te groter wordt de afstand tussen de punten van de boomtakken bij een even grote hoek van het kopijzer. De meeste boommaten liggen tussen 26 en 36 cm. Je kunt de juiste boommaat en kopijzermaat alleen bepalen door proberen, uitmeten en aanpassen.

Het kopijzer moet de rompvorm van het paard volgen, de boomtakken liggen parallel aan het schouderblad en wijzen verticaal naar de grond. Om dit te controleren, wordt een vlakke hand onder het zadel geschoven. Als het kopijzer te wijd is, wijzen de punten van de boomtakken van het paard af. Het zadel heeft geen houvast meer en glijdt naar voren. Als het kopijzer te strak zit, knellen de boomtakken de schouderbladen af. Het paard kan zijn schouders niet meer draaien zonder dat het gevoelige kraakbeen tegen het zadel stoot.

kopijzer

Dit wordt doorgaans door het gewicht van de ruiter versterkt. Hierdoor raken de spieren gespannen en ontstaan er op de lange termijn blokkades. Of het schouderblad dus vrij kan draaien, kan door optillen en naar voren trekken van de voorbenen worden gecontroleerd. Als het zadel correct gepositioneerd is en de instelling van het kopijzer klopt, ligt de kraakbenige rand van het schouderblad voor het zadel zonder ertegenaan te stoten.

Moderne zadelmodellen beschikken zelfs over (traploos) instelbare of vervangbare kopijzers. Hierdoor wordt de zadelaanpassing vergemakkelijkt, vooral ingeval van lichamelijke veranderingen van het paard.

De breedte van het wervelkanaal en de afmeting van het contactvlak

Het midden van de paardenrug bestaat uit doornuitsteksels waaraan direct gevoelige banden aansluiten. Dit gevoelige deel wordt omgeven door de lange rugspier. Het zadel mag niet op de doornuitsteksels en de banden liggen. Op deze reden vormt het zadel door middel van kussens een wervelkanaal. Dat moet niet alleen voldoende hoog, maar ook breed zijn, omdat de zadelkussens alleen contact mogen maken met de rugspier. Om de breedte van het wervelkanaal te bepalen, wordt voorzichtig al tastend bepaald waar de doornuitstekels zitten. Links en rechts lopen circa twee vingers breed de gevoelige banden. Daarna beginnen de rugspieren al die het gewicht van het zadel kunnen dragen. Van buitenrand tot buitenrand van de banden heb je ongeveer vijf vingerbreed nodig om de wervelkolom vrij te houden. De meeste zadels hebben wervelkanalen die minimaal vier vingers breed zijn.

Maar de breedte van het wervelkanaal is niet onbeperkt: het contactvlak van het zadel moet daar eindigen waar de ribben voelbaar uit de borstkas steken. Een breed wervelkanaal en een groot gelijkmatig contactvlak van het zadel zijn belangrijk, maar hierdoor mag de ribbenboog niet bekneld raken. Bovendien moeten er concessies aan het contactvlak worden gedaan hoe groter het wervelkanaal wordt. En dat heeft een negatieve invloed op de drukverdeling. Het wervelkanaal moet daarom zo breed als mogelijk, maar zo smal als nodig zijn.

De meeste zadelmodellen beschikken over een recht gesneden wervelkanaal, zodat het paard in de buiging met de doornuitstekels niet tegen het zadel stoot. Het wervelkanaal van bepaalde zadels kan naar achteren toe echter ook smaller worden.

En het contactvlak moet langer en breder zijn dan het zitvlak, zodat het gewicht van de ruiter beter wordt verdeeld.

Zadellengte en zadelkussens

De zadelpositie van het paard wordt aan de voorzijde door het schouderblad en aan de achterzijde door de 18e borstwervel beperkt. Een passend zadel mag het schouderblad niet in de draaiende beweging belemmeren en niet op de organen achter de 18e borstwervel drukken. Hoe je de zadelpositie al voelend kunt bepalen, lees je in het onderste gedeelte. Hierbij wordt de lengte van het zadel door de lengte van de zadelkussens beïnvloed. Als de zadelkussens tot aan de lendenen lopen, kan pijn ontstaan door afknellen van de nieren, milt en darm en bij merries van de eierstokken. Het paard probeert dan ofwel door wegrennen aan de pijn te ontsnappen of het wordt driftig, begint te bokken en te trappen.

Om ervoor te zorgen dat de afmeting van het zitvlak van de ruiter niet hoeft te worden verkleind, kan de zadellengte tot op zekere hoogte door de vorm van de zadelkussens worden beïnvloedBanaankussens volgen de welving van het zadel en zijn daarom geschikt voor korte, gewelfde ruggen. Als het paard een groot contactvlak heeft en een meer rechte rug, kun je met keilkussens voor meer zadelcontact zorgen. Dit beschrijven wij in het hoofdstuk „Opbouw van het zadel“ nog wat uitgebreider.

Daarnaast kun je met zadelkussesn een ongelijkmatige spierverdeling van het paard compenseren. Geen enkel paard heeft op grond van zijn natuurlijke scheefheid aan beide kanten dezelfde spieropbouw. Als je het paard van achter met een geplaatst zadel bekijkt, herken je eventueel een onevenwichtigheid die door het zadelkussen kan worden gecompenseerd. Het paard moet echter veeleer door training spieren opbouwen en leren om recht te lopen en de correctie mag dus niet alleen door zadelkussens en zadelpads plaatsvinden.

Daarnaast bepalen zadelkussens of het zwaartepunt van het zadel in het midden en in de buurt van het zwaartepunt van het paard ligt. Als het zwaartepunt van het zadel bijvoorbeeld erg ver naar achteren ligt, waardoor de ruiter in de stoelzit terechtkomt, kan het zadel aan de achterkant met keilkussens worden opgevuld en zo worden verhoogd.

De hoeveelheid vulling in de zadelkussens bepaalt tevens hoe goed het gewicht van de ruiter wordt verdeeld. De vulling mag niet te veel en niet de weinig zijn. Als het zadel niet voldoende gevuld is, verliest het zijn zwaartepunt, zijn stabiliteit en dus zijn vermogen om de druk te verdelen. Als het zadel te stevig is gevuld, veert het niet meer en ontstaan er onaangename drukpieken in de paardenrug. Als het zadel optimaal is gevuld, is alleen nog een dunne zadelonderlegger nodig om het leer te beschermen.

Als laatste moet ook de hoek van het zadelkussen worden gecontroleerd. Daarvoor schuif je een vlakke hand onder het zadel. De kussens moeten gelijkmatig contact maken met de rug van het paard. Bij een te kleine hoek maken de kussens alleen aan de buitenkant contact en zorgen hier voor een puntsgewijze druk. Dan zweeft het zadel boven het paard. Als de kussenhoek te groot is, is er geen sprake meer van een wervelkanaal, het zadel drukt op de wervelkolom en glijdt bovendien heen en weer.

Het zitvlak – koopcriterium voor de ruiter

Vrouw met paard en zadel

Een zadel moet ook passend zijn voor de ruiter. Voor hem is de afmeting van het zitvlak het belangrijkste criterium. Alleen als de ruiter comfortabel zit, niet in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt en niet op en neer glijdt, kan hij de correcte hulpen geven. De gangbare maten bedragen voor volwassenen tussen 16,5 inch (36 cm) en 18 inch (42 cm), waarbij 17 tot 17,5 inch het meest voorkomt. De grootte van het zitvlak voor kinder- of ponyzadels bedraagt 16,5 inch of minder.

De grootte van het zitvlak wordt doorgaans vanaf de zadelknop tot aan het midden van de achterboom gemeten. Maar net zoals bij de kamer- en kopijzerbreedte variëren de meetvarianten per fabrikant. Want ook de meting van de voorkant/voorboom tot aan het midden van de achterboom is mogelijk. Andere fabrikanten meten de zadelboom en leiden zo de zitvlakmaat af. Daarom moeten ruiters verschillende zitvlakmaten resp. zadelmodellen uitproberen. Al een halve inch kan een groot verschil in comfort betekenen.

Maar ook vorm en welving van het zitvlak bepalen het zitcomfort van de ruiter. De reden hiervoor is de zogenoemde twist. Dat is het gedeelte van het zadel dat direct contact maakt met de binnenkant van de bovenbenen. De breedte van de twist is per zadel verschillend. De binnenkant van het bovenbeen moet gelijkmatig tegen de twist aan liggen. Als de twist de benen en heup uit elkaar duwt, krijgt de ruiter net zo’n pijn als wanneer het bovenbeen helemaal geen contact zou maken.

Zadelzicht van bovenaf

Bij de aanschaf van een zadel moet je er ook rekening mee houden dat mannen en vrouwen een andere anatomie hebben. Vrouwen geven op grond van hun lichaamsbouw veelal de voorkeur aan een smallere twist dan mannen. De breedte of nauwte van de twist is niet per se afhankelijk van de breedte van het paard, want een breed zadel kan toch een smalle twist hebben.

Uiteindelijk is ook de paardrij-ervaring van belang of je eerder voor een plat zitvlak of een lage zit kiest. Het kan voor beginnende ruiters lastig zijn om op een vlak zadel de juiste houding vast te houden. Zadels met een diepe zit en een hoge achterboom zijn voor beginners daarom beter geschikt.

Raadpleeg altijd een expert!

De aanschaf en aanpassing van een zadel zijn een lastig onderwerp. Het gaat immers om het welzijn en de gezondheid van het paard. Zelfs als je als paardeneigenaar over basiskennis over de pasnauwkeurigheid van het zadel beschikt, moet de aanpassing altijd door een expert worden uitgevoerd. Zadelmakers en zadelaanpassers zijn hiervoor de juiste personen. De zadelmakers in onze MEGA STORES staan je graag terzijde met advies over het juiste zadel.

Hoe zit het zadel correct? Paardrijden in het zwaartepunt

Zelfs een perfect passend zadel kan een kunstmatig gecreëerde zadeldruk veroorzaken als het niet correct op de paardenrug ligt. Het zadel wordt op de schoft geplaatst en wordt daarna naar achteren in de juiste positie getrokken, zodat de vacht niet breekt. De boomtakken van het kopijzer liggen parallel, direct achter het schouderblad, de punten van de boomtakken wijzen verticaal naar de grond. De zadelkussens eindigen voor de laatste ribbenboog bij de 18e borstwervel. De buitenrand van het zadel kan worden bepaald door te voelen waar de laatste rib zit en het verloop van de rib tot aan de wervelkolom te volgen. Bij dikke paarden waarbij de ribben niet voelbaar zijn, kan de plek van de flank als oriëntatiepunt worden gekozen waar de vacht in tegengestelde richting groeit. Ook hier trek je een verlenging tot aan de wervelkolom.

Een correct geplaatst zadel
Correct: Het zadel wordt tussen het schouderblad en de laatste ribbenkast geplaatst.
Ruiter en zadel zitten scheef op het paard
Fout: het zadel is niet gecentreerd en belast het paard daarom eenzijdig.

Als je achter het paard staat en het geplaatste zadel bekijkt, moet het in het midden liggen en mag geen tendens naar de een of andere kant hebben.

Zoals in de voorgaande gedeelten uitvoerig werd beschreven, moet het zadel de welving en lichaamsbouw van het paard volgen. Idealiter komen dan ook het zwaartepunt van het zadel en van het paard met elkaar overeen.

Het zwaartepunt van het zadel versus het zwaartepunt van het paard

Correct paardrijden gaat om het juiste zwaartepunt. Om dat mogelijk te maken, moet de ruiter met zijn zadel direct boven of in de directe nabijheid van het zwaartepunt van het paard zitten. Het zwaartepunt van het zadel beschrijft het laagste punt van het zitvlak en kan eenvoudig worden bepaald: als je een rond paardensnoepje op het zadel legt, moet het ca. in het midden van het zadel tot stilstand komen. Als dit niet het geval is, moet het zadel naar voren of achteren toe worden gecorrigeerd.

Het zwaartepunt van het paard is niet zo eenvoudig te bepalen, want in tegenstelling tot het zadel, bevindt zich het zwaartepunt niet altijd in het midden van het paard. Vaak ligt het zwaartepunt ter hoogte van de 9e of 10e borstwervel, maar kan afhankelijk van de lichaamsbalans van het paard variëren. Het paard moet altijd in zijn geheel en de voor- en achterhand moeten in verhouding worden bekeken:

  • trek bij het staande paard een verbindingslijn van het schoudergewricht tot het midden van de schoft (hoek schouder).
  • Een andere verbindingslijn loopt van het heupgewricht tot aan de heupknobbel (hoek heup).
  • Daaronder, waar de lijnen boven het paard bij elkaar komen, zit het zwaartepunt van het paard.
Grafiek die laat zien hoe het zwaartepunt van het zadel wordt bepaald

Logischerwijs moet het zwaartepunt van het zadel op dit punt liggen. Omdat dit echter niet altijd mogelijk is, moeten de zwaartepunten zo goed mogelijk bij elkaar in de buurt liggen.

Als het zwaartepunt van het zadel te ver naar achteren ligt, maar de stijgbeugelophanging verder naar voren, ontstaat er een stoelzit met een geblokkeerd bekken. Dan zijn geen correcte hulpen meer mogelijk en zelfs een begrenzende beenhulp vereist dan een grotere krachtinspanning en kan leiden tot verkrampingen. De ruiter kan tijdens lichtrijden in draf of ontlasten in draf maar met moeite uit het zadel omhoog komen. Bovendien duwt het gewicht van de ruiter in de lendenen van het paard.

Als het zwaartepunt van het zadel voor ligt en voor de stijgbeugelophanging, kantelt de ruiter naar voren en is er sprake van een spaltzit. De ruiter kan als gevolg hiervan maar moeilijk druk door zitten uitoefenen en het paard maar met moeite verzameld laten lopen. Het paard probeert het gewicht van de ruiter dat helemaal aan de voorkant zit door een verhoogd tempo te compenseren.

Past het zadel? Zadelpositie op triggerpunten controleren

Als paardeneigenaar moet je de pasnauwkeurigheid van het zadel en de paardenrug regelmatig zelf op oneffenheden of triggerpunten controleren. Reeds kleine veranderingen in de spieropbouw van het paard kunnen een passend zadel uit zijn evenwicht brengen en tot drukpieken leiden.

Begin bij de schouders: Met de vlakke hand en de vingertoppen zoek je naar de rand van het schouderblad. De positie van het schouderblad dien je te kennen, omdat het zadel hier niet op mag liggen. Nu strijk je alleen met het gewicht van de vlakke hand over de schouder, onder de schoft en langs de lange rugspier. De spiervezels onder de hand moeten glad zijn en er mogen geen oneffenheden, deukjes of warme plekken voelbaar zijn.

Vlakke hand streelt de rug van het paard

Nu volgt de drie-vinger-techniek. Hiermee kun je blokkades of verschoven wervels lokaliseren. Duim en middelvinger omgeven de schoft, de wijsvinger rust op de doornuitsteeksels. Nu wordt de hele wervelkolom beginnend bij de schoft afgetast. De wijsvinger moet over de doornuitsteeksels glijden waarbij alle wervels een gelijkmatige afstand tot elkaar moeten vertonen. Als je met de wijsvinger een oneffenheid voelt, kan er sprake zijn van een blokkade of een verschoven wervel. In een dergelijk geval moet je dringend contact opnemen met een paardentherapeut.

Vrouw voelt de rug van het paard

In de volgende stap tast je de wervelkolom al knijpend en drukkend af om eventuele pijnpunten op te sporen. Hiervoor druk je met de vingertoppen de rugspier direct naast de wervelkolom tot aan de kroep af. Daarna wordt de resterende zadelpositie met druk afgetast. Hierbij kun je zonder problemen veel druk uitoefenen. Als het paard reageert of wegtrekt, herhaal je het aftasten van de betreffende plek. Sommige paarden kunnen niet tegen kietelen en vertonen tijdens het eerste aftasten een reactie. Als het paard blijft reageren, moet je een expert raadplegen. Een uitzondering voor een hevige reactie vormt een reflexpunt dat ongeveer aan het eind van de zadelpositie zit: hier is het normaal dat het paard de rug wegduwt.

Ook de positie van de singels mag niet buiten beschouwing worden gelaten. Een verkeerde bevestiging van de singels of verkeerde singelvormen kunnen tot irritaties en pijn bij de ribbenboog leiden. Net zoals de zadelpositie al voelend werd gecontroleerd, worden nu de singels van boven naar beneden in de richting van de ellebogen afgetast. Nu volgt het borstbeen, de onderste singel. Ook hier mag het paard na meerdere herhalingen geen reacties vertonen en er mag geen sprake zijn van zwellingen van het weefsel.

Belangrijk!

Het is belangrijk om de zadelpositie zelf op pijnpunten, oneffenheden enz. af te tasten, om de pasvorm van het zadel als paardeneigenaar regelmatig zelf te kunnen controleren. Zodra het paard met wegtrekken, trekken of een heftigere reactie reageert, moet een expert zowel het paard alsook het zadel controleren. In principe moet een opgeleide zadelmaker, zadelaanpasser, paardentherapeut en/of dierenarts de pasvorm van het zadel controleren, zodat er geen triggerpunten kunnen ontstaan!