Hulpteugels voor paarden: Welke soorten zijn er en welk effect hebben ze?

Hulpteugels horen voor veel trainers en beginnende ruiters tot de paardrijuitrusting. Ze bieden onzekere en onevenwichtige ruiters meer zekerheid. Maar ook tijdens de training en correctie van paarden aan de longe worden hulpteugels graag toegepast. Als ze op de juiste manier worden bevestigd en ingezet, kunnen hulpteugels een verrijking zijn in de training van paard en ruiter. Tegelijkertijd kan het paard bij een verkeerd gebruik zowel grote fysieke als psychische schade oplopen. Om dat te voorkomen, moeten het trainingsdoel en de hulpteugels op elkaar worden afgestemd. Daarom leer je in deze leidraad meer over de verschillende soorten hulpteugels en hun effect.

Paard met driehoeksteugels

Wat zijn hulpteugels voor paarden?

Om ervoor te zorgen dat hulpteugels correct worden gebruikt, moet je eerst begrijpen dat het hierbij niet om een vast onderdeel van de paardrijuitrusting gaat, maar om een doelgerichte aanvulling. Hulpteugels ondersteunen de realisering van een specifiek trainingsdoel. Zodra dit is bereikt of als de eerste resultaten worden geboekt, worden de hulpteugels weer overbodig. Ze moeten daarom in principe zoveel als nodig en zo min mogelijk worden gebruikt.

Veelal worden hulpteugels ingezet als de ruiterhand niet kan worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens het longeren. Maar ook door beginnende ruiters die zich op hun zithouding en niet op de aanleuning willen concentreren. De kansen en risico’s van hulpteugels bespreken wij uitgebreid in het bijbehorende hoofdstuk.

Niet alleen van leken, maar ook binnen de paardensport is vaak kritiek op hulpteugels en hun gebruik te horen.

Paard wordt gelongeerd met bijzetteugels

De kritiek luidt dan dat de werking van hulpteugels verkeerd wordt begrepen, wordt onderschat of zelfs misbruikt. In het laatstgenoemde geval is elke kritiek meer dan terecht. In de twee eerste gevallen kan het begrip over de werking van hulpteugels sterk vervagen. Om dus een misbruik door een gebrek aan kennis te voorkomen, leggen wij hieronder uit hoe hulpteugels werken.

De werking van hulpteugels

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Hulpteugels mogen onder geen enkel beding door onervaren ruiters worden gebruikt en de inzet ervan dient onder toezicht van een ervaren paardentrainer plaats te vinden. Met name beginners mogen hulpteugels niet zelfstandig toepassen.

In principe wijzen hulpteugels het paard de weg naar een bepaalde houding en beperken het paard naar de zijkanten toe en naar voren of boven. Over het algemeen zijn hulpteugels bedoeld om het paard in een voorwaartse, neerwaartse houding te laten lopen om het paard de achterhand en de rug te laten gebruiken. Naast het type hulpteugel wordt de werking tevens door de bevestiging beïnvloed. Wij onderscheiden tussen twee basisvormen van hulpteugels: vaste hulpteugels en die waarop de ruiterhand invloed heeft.

Vaste hulpteugels die zowel voor het longeren alsook voor paardrijden worden gebruikt:

Door de ruiterhand beïnvloedbare hulpteugels:

Bijzetteugel

De klassieke bijzetteugel bestaat uit twee aparte leren riemen die links en rechts aan de zadelriem en in de trensringen worden bevestigd. Daarnaast zijn er ook modellen met elastiek of rubberen ringen die meer flexibiliteit bieden. Het paard voelt zo echter geen harde aanslag, maar ondervindt een permanente trek op de lagen. Dat leidt tot een getouwtrek tussen paard en bijzetteugel, waardoor het paard het bit niet kan aannemen, maar erop gaat liggen en op de voorhand zal vallen. Tijdens het longeren door beginners of tijdens het voltigeren kunnen bijzetteugels met rubberen ringen de paardenmond echter ontzien.

Bijzetteugel

Bijzetteugels worden ter hoogte van het boeggewricht of een hand breed daarboven aan de longeersingel of zadelriem bevestigd. De bijzetteugel mag niet lager zitten, omdat de voorbenen in de beweging anders een zaageffect in de mond van het paard kunnen veroorzaken.

Terwijl je bij de longeersingel meerdere ringen voor de keuze van de hoogte ter beschikking hebt, is de bevestiging aan het zadel lastiger. De leren riemen mogen in geen geval lager afglijden en hebben dus een begrenzing aan de onderkant nodig. Ze kunnen bijvoorbeeld in de eerste singelstoot tussen de onderkant van de zadelflap en riemlus van de zadelonderlegger worden vastgemaakt.

De correcte lengte is ingesteld als het hoofd ter hoogte van het boeggewricht zit en de neuslijn voor de loodlijn blijft.

Werking: Het doel van klassieke bijzetteugels is om ervoor te zorgen dat het paard het bit opzoekt. Het moet via een constante aanleuning leren het op te zoeken en het bit aan te nemen om zichzelf te dragen. Bijzetteugels worden vaak bij beginnende ruiters of tijdens het longeren ingezet. Het paard wordt dan niet alleen gestimuleerd om zich in de bovenlijn op te krullen, maar de bijzetteugels begrenzen het paard ook zijwaarts. Dat is vooral tijdens het longeren van voordeel.

Vrouw bindt bijzetteugels in de bitring

Als zeer starre hulpteugel bepaalt de bijzetteugel de radius van de halsbeweging. Als het hoofd naar boven toe boven de natuurlijke houding uitkomt, wordt het paard kort in de hals. Het duwt de onderhals naar voren terwijl de bovenlijn een onnatuurlijke knik krijgt. Wanneer het paard lager komt dan het boeggewricht, begrenst de bijzetteugel de neus van het paard naar voren toe en de neus komt dichter bij de voorbenen. Als de drijvende kracht van achteren ontbreekt om de achterhand tot actief ondertreden te stimuleren, krult het paard door de bijzetteugel op.

Op grond van de starheid en de geringe flexibiliteit, zijn bijzetteugels niet geschikt voor het terrein, voor springen of panische paarden. Ook het strekken, rekken en de stelling en buiging van het paard is met bijzetteugels maar beperkt tot helemaal niet mogelijk.

Stootteugel

De stootteugel is een variatie op de bijzetteugel. Het gaat hierbij om een afzonderlijke leren riem die aan de onderste buikriem wordt bevestigd, door de voorbenen wordt geleid en bij het bit met longeerbril wordt vastgemaakt. Hij beperkt de hoofdbeweging naar boven bij paarden die het hoofd ongecontroleerd omhoog rukken, omdat ze zich nog niet kunnen uitbalanceren. Het voordeel van stootteugels is dat het paard niet op de teugels kan gaan liggen. Hij biedt echter geen enkele zijdelings begrenzing en is voor het longeren ongeschikt, omdat het paard bij een gebogen hoofd in de doorhangende hulpteugel kan stappen.

Driehoeksteugel en laufferteugel

Driehoeksteugels zijn een combinatie van bijzetteugel en stootteugel. Zoals de naam al zegt, vormt deze hulpteugel een driehoek: de riem wordt aan de onderste buikband bevestigd en tussen de voorbenen door geleid. Voor de borst deelt hij zich in twee aparte riemen die door de bitringen worden geleid en aansluitend aan de zijkant van het paard ter hoogte van het boeggewricht worden bevestigd.

Werking: Met de driehoeksbeugel wordt vooral een voorwaarts-neerwaarts beweging nagestreefd, terwijl het optillen van het hoofd wordt beperkt. Het paard heeft echter meer vrijheid dan bij een bijzetteugel, omdat de riemen door de bitringen glijden. Het paard kan zich hierdoor beter uitbalanceren en gaat niet op het bit liggen.

Driehoeksteugel

Maar ook bij deze hulpteugel bestaat het gevaar dat bij een te korte vastgesping of een te lage hoofdpositie van het paard de neuslijn achter de loodlijn terechtkomt. Het paard gebruikt zijn rug dan niet goed en valt op de voorhand.

Laufferteugel

Een aangepaste vorm van de driehoeksteugel is de laufferteugel, ook wel gedeelde driehoeksteugel genoemd. Hierbij gaat het om twee aparte, 2,5 m lange riemen die net als een driehoeksteugel kunnen worden vastgegespt. Daarnaast bieden zij een zijdelingse begrenzing doordat beide riemuiteinden aan de zadelriem/longeersingel worden bevestigd. Dankzij de tweede variant heeft de trainer meer mogelijkheden om de hulpteugel op het betreffende trainingsdoel af te stemmen, afhankelijk van het feit of de laufferteugel hoger of lager wordt vastgegespt. De laufferteugel is de meest veelzijdige hulpteugel en kan tijdens het paardrijden of longeren en zowel in de ontspanningsfase met de focus op voorwaarts-achterwaarts evenals de training van de verzameling met een regelmatig oprichten van het hoofd worden ingezet.

Op grond van hun werking en de eenvoudige hantering zijn lauffer- en driehoeksteugels ook voor beginners geschikt, die hun paard nog niet optimaal van achteren naar voren kunnen rijden, maar zich wel voldoende zelf kunnen dragen en een onafhankelijke zit hebben.

Halsverlenger

Een halsverlenger is een volledig elastische teugel van rubber die over de hals wordt geleid. Hiervoor zijn twee bevestigingsmogelijkheden geschikt: In het eerste geval loopt hij van de buikriem tussen de voorbenen door de bitringen over de hals. In het tweede geval wordt hij links en rechts aan de zadelriem of longeersingel vastgemaakt en eveneens over de hals geleid.

Het doel van de halsverlenger is het realiseren van een betere aanleuning. Ook wordt het paard hiermee gestimuleerd om voorwaarts-neerwaarts te lopen.

Halsverlenger

Maar let op: Niet elk paard accepteert de druk via de hals en verzet zich hier dan tegen. Daarnaast bestaat het risico dat er sprake is van permanent inwerkende trekkrachten, omdat het rubber nooit voor honderd procent meegeeft. Hierdoor kan het paard op het bit gaan liggen, opkrullen en op de voorhand vallen.

Chambon en Gogue

Gogue
Gogue

De Chambon en Gogue zijn twee hulpteugels, die tijdens het longeren worden ingezet en erg op elkaar lijken.

Een Gogue bestaat uit een stootteugel die zich vanaf de borst in twee dubbele riemen deelt. Deze lopen door twee ringen bij het nekstuk en worden langs de bakriemen door de bitringen terug naar de stootteugel geleid. Zo ontstaat aan beide kanten een driehoek.

De Chambon is een combinatie van Gogue en halsverlenger. In tegenstelling tot de Gogue worden de touwen via karabijnen in de bitringen vastgemaakt in plaats van dat ze naar de stootteugels worden teruggeleid. Hierdoor ontstaat optisch een omgekeerde halsverlenger.

Via de stootteugel zijn Chambon en Gogue in lengte instelbaar. Ze worden zodanig bevestigd dat het paard zijn hoofd ter hoogte van het schoudergewricht houdt. Als het paard het hoofd een handbreedte boven het boeggewricht houdt, moet de stootteugel strak staan. Als deze losser zit, heeft hij geen enkel effect. Als hij strakker zit, heeft hij een achterwaartse werking en krult het paard op. In draf en galop moeten Chambon en Gogue korter dan tijdens het stappen vastgemaakt zijn, omdat anders het risico bestaat dat het paard erin stapt.

Werking: Chambon en Gogue hebben tijdens het longeren hetzelfde effect. Wanneer het paard het hoofd boven de gewenste lijn houdt, wordt druk op hals en bit uitgeoefend. De trekkracht op het bit werkt naar boven, terwijl de druk op de hals naar onder werkt. Hierdoor maakt het paard zich in de onderhals lang en zal bovenlijn en rug opbollen.

Het grootste voordeel ten opzichte van andere hulpteugels is dat Gogue en Chambon het paard niet dwingen om een starre houding aan te nemen. Ze bieden echter ook geen zijdelingse begrenzing. Het paard kan niet op het bit gaan liggen en moet hierdoor zijn eigen balans zelf vinden. Op grond hiervan zijn Chambon en Gogue zeer goed geschikt voor het werken aan losgelatenheid en ritme.

Het paard langzaam aan Chambon en Gogue laten wennen

Sommige paarden ervaren de druk op de hals en de gelijktijdige trekkracht die op het bit naar boven toe inwerkt als zeer onaangenaam en beangstigend. Daarom moeten deze paarden in kleine stappen met Chambon en Gogue vertrouwd worden gemaakt. Bovendien is een helper resp. ervaren trainer voor de gewenningsperiode aan deze longeerhulp raadzaam.

Slofteugel

De slofteugel is een van de hulpteugels waarvan de kracht en inwerking door de ruiter kan worden beïnvloed.

Een slofteugel kan ofwel tussen de voorbenen of zijdelings aan de singel worden bevestigd. Afhankelijk van de bevestiging wordt de focus ofwel op het toegeven in de hals of een oprichting van het hoofd gelegd. De hoogte van de bevestiging heeft geen invloed op de hoogte van de trekkracht, alleen op de richting waarin deze inwerkt. De uiteinden worden als een extra paar teugels in de hand gehouden.

Slofteugel

Gebruik bewust!

De slofteugel mag nooit meer dan 10 % van de tijd strak staan – hij moet veeleer doorhangen, terwijl de hoofddruk op de daadwerkelijke teugels wordt uitgeoefend. Als het paard correct op de hulpen reageert, mag het de slofteugel helemaal niet voelen.

No-go bij slofteugels: de slofteugel is korter dan de gewone teugel en/of wordt in het terrein gebruikt.

Werking: Met behulp van een slofteugel kan op grond van een takelmechanisme met weinig inspanning erg veel kracht worden uitgeoefend. Hij moet daarom met een zachte hand worden toegepast en mag alleen door rustige en ervaren ruiters worden gebruikt. Tegelijkertijd biedt hij de mogelijkheid om de hulpen veel fijner te doseren dan met andere hulpteugels.

De slofteugel wordt als tussenoplossing en correctie van paarden gebruikt die plotseling hun hoofd omhoog gooien en wegrennen. Ook bij paarden met een sterke onderhals en nauwe onderkaken die zich met de rug wegduwen of op de voorhand vallen, kan een slofteugel ter ondersteuning worden ingezet. Een slofteugel kan in de juiste trainerhanden een kans zijn om paarden die moeite hebben om een natuurlijke halspositie te vinden, te laten zien hoe zij het hoofd lager kunnen houden.

Thiedemann-teugel of Köhler-teugel

Thiedemann-teugels

De voor het springen „ontwikkelde“ Thiedemann-teugel kan als minder scherpe variant van de slofteugel worden beschouwd. Het is een combinatie van slofteugel en martingaal en beschikt over een halsring, een zich in twee stukken delende riem met karabijnhaken en teugels met 3-4 ringen:

  • een riem wordt als ring rond de hals geplaatst.
  • De tweede riem wordt aan de onderste zadelriem bevestigd en
  • tussen de voorbenen en hals en halsring geleid.
  • De zich nu delende riem wordt van binnen naar buiten door de bitringen getrokken en met karabijnhaken aan de ringen van de teugels bevestigd.

Het is van belang dat beide Thiedemann-teugels even lang zijn!

Hij dient zodanig bevestigd te zijn dat ze pas effect sorteren als het paard zijn hoofd naar boven of naar voren houdt. Bij een normale aanleuning mag het paard door de hulpteugel niet worden belemmerd.

Werking: In tegenstelling tot de slofteugel is het voordeel van een Thiedemann-teugel dat de ruiter slechts één teugelpaar in de hand houdt. Daarnaast wordt takelmechanisme niet verder versterkt, zodra het paard in de juiste aanleuning loopt.

Net als bij een slofteugel wordt echter een onrustige ruiterhand met een Thiedemann-teugel versterkt. Daarom is ook de Thiedemann niet voor beginnende ruiters bedoeld, maar voor een kortstondige correctie van paarden of om de signaaltijd van de hulpen in een springparcours te verkorten.

Martingaal

De martingaal is de enige hulpteugel die ook tijdens het springen en in het terrein mag worden gebruikt.

De martingaal bestaat uit een voortuig en een martingaalvork die bij sommige modellen via karabijnhaken van het voortuig kan worden gescheiden:

  • Als eerste wordt de halsring over het hoofd getrokken.
  • Dan wordt het uiteinde van het voortuig aan de buikriem bevestigd. Let op: de riem moet strak tegen de borst aan liggen, omdat het paard anders bij het buigen van de voorbenen hierin kan blijven hangen.
  • Aansluitend worden de teugels door de ringen van de martingaalvork getrokken.
  • De teugels beschikken over martingaalstoppers, zodat de ringen van de martingaal niet in de teugelgespen blijven hangen.
Martingaal

De teugels mogen hierbij niet gedraaid door de ringen worden getrokken. De martingaal heeft de juiste lengte als de ogen van de martingaalvork tot aan de onderkaken komen. Zo wordt gewaarborgd dat de martingaal zijn werking pas ontplooit als het paard zijn hoofd op een onnatuurlijke wijze omhoog trekt. Dan ontstaat er een knik in de teugels die naar beneden wijst.

Werking: Hij wordt veelal aangeduid als de meest paardenvriendelijke hulpteugel, omdat het paard hem pas voelt als het zijn hoofd onnatuurlijk hoog houdt. Bovendien onderschept hij door een onrustige ruiterhand afgegeven signalen. Bovendien blijkt uit studies waarin de teugelspanning met en zonder martingaal werd onderzocht dat de teugelspanning door de martingaal aanzienlijk wordt verminderd. Daarnaast verdeelt de glijdende martingaal de teugeldruk gelijkmatiger. Daarom wordt de martingaal niet alleen tijdens het springen, maar ook door beginnende ruiters graag ingezet.

Hulpteugels op de juiste manier inzetten

Dankzij de grote verscheidenheid aan hulpteugels, kunnen paarden met de meest uiteenlopende behoeften en trainingsdoelen worden getraind. Van hulpteugels wordt echter ook vaak gezegd dat ze kunnen worden misbruikt. In onze leidraad „Kansen en risico’s van hulpteugels“ ruimen wij de vooroordelen van hulpteugels uit de weg, maar bespreken ook de risico’s.

Informatie en praktische tips over hoe je hulpteugels op de juiste manier inzet, vind je in de dienovereenkomstige leidraad.